voorspellen

voorspellen
voorspellen{{/term}}
[profeteren] prédire
[zijn prognose geven over] prévoir
[beloven] présager
voorbeelden:
1   iemand de toekomst voorspellen prédire l'avenir à qn.
2   het weer voorspellen prévoir le temps
     ik heb het u wel voorspeld je vous l'avais dit
3   zijn woedende blikken voorspelden niet veel goeds ses regards furieux ne présageaient rien de bon

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Поможем сделать НИР

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”